Je kent ze wel van die kleine cakejes. Je krijgt ze bijna altijd bij de koffie of thee in het betere restaurant met een klassiek Franse keuken. Heerlijke schelpvormige ‘Madeleines’, perfect voor een high tea. Ik twijfelde lang om er over te schrijven. Niet omdat ik ze niet lekker vind, maar ze zijn zo klein en onbeduidend. In al hun eenvoud hebben ze wel een te mooie geschiedenis om onberoerd te laten liggen. Misschien is ‘pedigree’ een beter woord.

De herinnering van Marcel Proust

Ik stap ook meteen in grote schoenen. Want niemand minder dan Marcel Proust beschreef ze al uitvoerig in zijn meesterwerk ‘A la recherche du temps perdu (1913)’. De madeleines riepen jeugdherinnering bij hem op, terwijl hij ze doopte in de lindebloesemthee. We hebben het wel over volgens vele kenners de grootste roman, eigenlijk een cyclus, uit de hele literaire geschiedenis. De Shakespeare van de twintigste eeuw.

Madeleine
Photo by Jonathan Pielmayer on Unsplash

De ode aan Saint Jacques

De ontstaansmythe is minstens even mooi. Het boerenmeisje Madeleine bakte ze voor de hongerige pelgrims op weg naar Santiago de Compostella. De camino die tot op de dag van vandaag nog even populair is. Het cakeje dankt er de schelpvorm aan. Het is een eerbetoon aan de Jakobschelp. Het teken van de gelijknamige heilige. Sint Jakob, Saint Jacques in het Frans of San Thiago, waar ook het eindpunt Santiago de Compostela naar is vernoemd. Daar in Galicië bevinden zich zijn graf en relikwieën waar pelgrims zwoegend over een pad dat voortdurend gemarkeerd is door Jakobschelpen naar op zoek zijn.

Ambacht en Amandelmeel

Het geheim van een goede madeleine zit hem overigens niet in devotie. Het is puur een ambacht. Waar iets wereldlijks als de juiste verhouding van ingrediënten een bepalende rol in spelen. Je hebt een derde bloem, een derde boter en een derde suiker nodig. En een klein beetje amandelmeel voor de smaak. Misschien zijn ze met bovenstaande kennis wel extra lekker.