Wanneer je een Tapa bestelt in een Portugese Tasca (eethuisje) daalt de spreekwoordelijke gastvrijheid een tandje. Je knabbelt aan de nationale trots en mixt onverenigbare grootheden. Portugezen serveren petiscos. Dat is in hun optiek iets compleet anders. En eerlijk gezegd, de ontstaansgeschiedenissen verschillen.
Tapas
Volgens de Spaanse folkore zijn tapas ontstaan in het zonnige Zuiden. Herenclubs, die zelf geen drank schonken bestelden hun middagsherry’tjes bij de bar aan overkant. Om de drankjes te beschermen tegen het alom aanwezige stof in de onverharde straten dekten de obers de glaasjes af met een sneetje brood. Afdekken is Tapar in het Spaans. En wanneer je er toch een stukje brood op legt, kan je die net zo goed beleggen met een stukje kaas of ham. Gewoon voor de lol, je loopt toch. De meest iconische Spaanse snack was ontstaan.
Petiscos
Petisco daarentegen zijn kleinere versies van hoofdgerechten. Een beetje als het shared dining concept, dat randstedelijke restaurants ons enkele jaren terug door de strot wilden duwen. Maar dan authentiek, petiscar is een werkwoord voor het dineren met kleine hartige hapjes. Hoewel de populariteit van petiscos buiten Portugal (Brazilië daar gelaten) niet kan tippen aan die van de Tapas van de buurman, schieten tegenwoordig de Petisquerias als paddestoelen uit de grond.
Pica Pau
Je moet bij petiscos denken aan bordjes met kaas en gedroogde ham. Een een schoteltje schelpjes in witte wijn saus (Amêijoas à Bulhão Pato). Of met octopussalade en klipviskroketjes (bolinhos de bacalhau).
Een minder bekende petisco is Pica Pau. Wat specht in het Portugees betekent. Het zijn blokje chourico en varkensvlees die zijn gemarineerd in een mengsel van bier of witte wijn, knoflook, laurierblad en piri-piri saus. Tijdens het braden van het vlees voegt men mosterd toe. Pica Pau serveert men met augurken, ingelegde groenten en olijven.