Bij de herfst, dat is het tenslotte nog steeds, vind ik altijd de keuken van Piëmont passen. Deze Italiaanse regio ligt aan de voet van de Alpen. Aan die ligging dankt het zijn naam. Het is een elegante boerenkeuken, gebaseerd op mooie lokale ingrediënten. Zoals alleen Mediterrane landen lijken te hebben. Al ligt deze streek net niet aan de Middellandse zee. In Piëmont produceert men prachtige, wat herfstige producten. Zware rode wijnen, als Barolo, pistachio’s en hazelnoten. Prachtige paddenstoelen en uiteraard de fameuze truffels.
Bagna Càuda
Piemont is ook de thuishaven van bagna càuda of bagna caôda in het lokale dialect. Dat is een dikke warme saus op basis van ansjovis, knoflook, olie en boter. Je doopt rauwe of gekookte groente, bijvoorbeeld bloemkool, paprika, en artisjokken, in een gezamenlijke pan. Die pan heet een Peila. Een naam die die associaties oproept met een ander bekend eenpansgerecht. Maar Bagna Cauda lijkt meer op een fondue, vaak bevat de pan een geïntegreerde houder voor een warmte-element of waxinelichtje. Zo vormt de saus een warm bad voor de groente. Dat is dan ook de letterlijke vertaling van de naam.
Verspreiding
Met de groeiende belangstelling voor een gezonde leefstijl en een authentieke kookstijl, stijgt de populariteit gestaag in andere Europese metropolen. In Londen bijvoorbeeld staat Bagna Càuda geregeld op de kaart van moderne restaurants. Noord-Italiaanse immigranten namen hun ‘bagna’ mee naar Argentinië en kregen zelfs deze notoire vleeseters aan de groenten. Dat wil wel wat zeggen, dan moet het wel bijzonder zijn.